Er staan Franse geraniums voor de ramen. Ze staan altijd in bloei. Ze hebben prachtige roze bloemen met donkere vlekjes erop. Een hertshoorn hangt tegen de muur boven de naaimachine. Is het die houten Singer naaimachine die nu al jaren in onze eigen huiskamer staat of was het toen al een elektrische?
Een grote, zonnige kamer, hij is altijd zonnig in mijn herinnering, met een lichte vloer en lichte meubelen, een gewone eethoek met veel stoelen rond de tafel en een rotan zithoek.
Het is er soms stil, maar alleen midden op een doordeweekse dag als ik ziek thuis ben. Meestal is het druk, druk met kinderen. We wonen er de ene keer met z’n tienen, dan weer met een meer of minder. Mijn ouders zijn pleegouders in een jeugddorp.
Mijn moeder is de spil waar alles om draait. Iedereen die binnenkomt, roept direct: “Mem!” Als ze niet antwoordt omdat ze het niet hoort of omdat ze er een doodenkele keer niet is, is het huis te klein. We willen allemaal voelen dat ze er is. Soms drinken we alleen een kopje thee, vaak moeten we dringend ons verhaal kwijt. Mijn moeder drinkt wel even een kopje thee mee, maar ze blijft altijd bezig. Ze breit, naait en verstelt of ze maakt alvast de groente schoon. Met zoveel kinderen in huis is er altijd wat te doen en ze maakt het zichzelf ook niet gemakkelijk, want tot diep in de nacht soms, naait ze kleren voor ons allemaal. Wij zouden wel eens willen dat ze wat minder werkte, want dat vinden we gezelliger, maar dat is onmogelijk als je de dingen zo goed wilt doen als zij.
Nu, vele jaren later, denk ik: “Tijd voor zichzelf nam ze bijna nooit. Ik herinner me dat tenminste niet. Zelfs lezen deed ze nauwelijks in die periode en daar hield ze veel van”. Slechts een keer deed ze iets buitenshuis. Iemand, ik weet niet wie, haalde haar over om nog eens toneel te spelen. Als jong meisje deed ze dat veel en graag. Nu speelde ze een rol als Wollemijntje in een stuk waar ik verder niks meer van weet. Wel weet ik dat we er allemaal heel enthousiast en ondersteboven van waren: “Onze mem doet dat toch maar!”
Dit zou een verhaal over ons huis worden, maar ik realiseer me ineens dat het verhaal meer over mijn moeder dan over ons huis gaat en toch klopt dat, want zij is er immers de spil van.
Er was eens een huis in Achterveld
‘t Was op veel kinderen ingesteld
Speelgoed hier en daar
Niks vonden we raar
Behalve als MEM was uitgeteld
Rieke Krediet-Visser, oktober 2001
june van der zee zegt
De gelukkigste tijd van mijn leven was in Clematis,Juf Padhuis was er hooft.
Mijn zusje en broertje waren met mij.Juf Kira was aardig trouwde met zoon van stoffelse.Juf Nel en Juf van wedeldejoden waren mooie dames.
Ik ging naar de huishoudschool in barneveld.Pikpoten deed ik 2 keer .was spannend.Ik zat op gynastiek en het tamboercorps en kreeg gitaarles.Verfde mijn haar zwart toen ik zestien was.Ging werken in bejaardenhuis te lunteren.
ook werkte ik in Clematis in huishouding.Ik sliep eerst op zaal later had ik een kamertje op de gang.Ja het was echt de fijnste tijd van mijn leven.Mijn beste vriendinnen Rigje Hogeveen Rieki Moors,Janny Visser,Elsje Sieling.enz ik ken nog iedereen.Ben vaak terug geweest naar de stichting ga deze zomer weer.
Het is een Paradijsje midden in een Hell of a World. Verteld June van der Zee