Ik kan mij niet alles precies meer herinneren maar volgens mij ben ik in 1963 op de Rudolphstichting gekomen op het paviljoen Klimop. Het leven op het paviljoen viel wel mee. We vermaakten ons met het doen van spelletjes, we deden af en toe een toneelstukje en we maakten muziek. Het was gezellig met elkaar, al moest ik wel wennen aan al die verschillende kinderen en de kleine slaapkamers die ‘s avonds op slot gingen als je naar bed moest. Dat vond ik niet fijn en ik heb daardoor weleens in de clinch gelegen met de leidsters. Ik was iedere week in de keuken te vinden bij Sieling de kok, waar ik truffels ging maken. Dat heb ik altijd erg leuk gevonden.
Een hekel aan school
Aan naar school gaan had ik een enorme hekel. Vooral tijdens mijn schooltijd op de huishoudschool in Barneveld heb ik veel gespijbeld. Daar zijn ze op de Rudolphstichting niet achter gekomen. We kochten vaak niespoeder en dan leek het net of we verkouden waren. Soms kregen we dan ook nog een snoepje omdat ze medelijden met ons hadden. Goh, ik moet nog in mezelf lachen als ik daaraan denk. Ze moesten eens weten. Het gevolg was wel dat ik geen diploma heb gehaald. Het was een rot school. Je moest er ook nog door en wind heen fietsen. Ik was blij dat ik van school af was.
Mijn vader kwam af en toe langs
Zo af en toe mocht ik een weekend naar huis, naar mijn vader. Bij mijn moeder kwam ik niet. Ik had er ook niets te zoeken. Zij heeft mij één keer bezocht op de Rudolphstichting. Dat was gelukkig anders met mijn vader. Ondanks zijn werk als veehouder kwam hij om de zoveel tijd langs. Maar ik moet ook eerlijk bekennen dat ik geen klik had met mijn moeder of misschien moet ik wel zeggen dat mijn moeder geen klik met mij had. Ze moest mij niet. Ik was wel goed genoeg om thuis alle klusjes te doen zoals schoonmaken, de was doen, etc. Ik werd door haar gebruikt, verder vond ze me maar een lastig kind en dus moest ik het huis uit. Nee, ik heb geen leuke jeugd gehad. Maar goed, dat hoofdstuk heb ik helemaal afgesloten.
Een fijne vakantie op de boot
Wat ik mooi heb gevonden was de vakantie vaar week met de boot de ‘Willy’. De eerste dag dat we op de boot waren stootte een van de andere meisjes, Ria, haar hoofd. Ze had meteen een gat in haar hoofd en bloedde als een rund. Ze kreeg een enorm verband om haar hoofd. Ondanks dat ongelukje was het een prachtige week. We hebben veel met zijn allen gezongen, samen met juffrouw Tiny Pathuis. Ja, dat was een geslaagde vakantie. Bij mooi weer gingen we ook vaak naar het zwembad, lekker zwemmen. Dan hadden we dikke pret. Er was genoeg te doen op de Rudolphstichting. Ik was ook lid van de wandelclub ‘De Valleitrekkers’. We deden altijd mee aan de avondvierdaagse in Amersfoort. Maar ik ben ook wel een paar keer weggelopen en gaan liften in een vrachtauto. Dat is het enige wat ik nog weet van het weglopen. Het had ook niet zoveel zin, want je werd toch altijd teruggebracht.
Na school aan het werk
Aangezien ik niet meer naar school ging moest ik wel werken. Ik hielp in de huishouding bij een pleeggezin, de familie Visser. In het begin logeerde ik er af en toe een weekend en later ging ik wonen in dat pleeggezin. Ik vond het er erg gezellig. Ze hadden veel pleegkinderen en twee eigen kinderen, Rieke en Renske. Leuke kinderen waren het. Ik weet niet meer hoeveel jaar ik daar heb gewoond, ik dacht tot de zomer van 1967. Toen mocht ik weer naar mijn geboorteplaats Zaandam. Ik kwam bij dominee Brouwer in het pleeggezin en ik ging werken in een verpleeghuis in Oostzaan. Zo af en toe heb ik nog contact met de kinderen van de familie Visser. We hebben nog een keer een reünie met de hele familie gehad. Die vond ik erg mooi. Helaas zijn heit en mem, zoals wij ze noemden, overleden. Het waren lieve mensen.
Ik heb het op de Rudolphstichting reuze naar mijn zin gehad ook al wilde ik wel naar huis.
Wilma Nachbar, 20 juli 2014
Geef een reactie