Ik denk dat ik namens alle pleegkinderen spreek; Waarom dit onrechtvaardige onderscheid? We zaten op een B.L.O school, een school voor ‘dommen’ en daar werd je behoorlijk mee gepest!
Tegenwoordig gaan we ‘samen naar school’ en zorgen we voor ‘passend onderwijs’. Scholen mogen kinderen met een rugzakje niet weigeren ook al zijn de klassen nog zo groot, zijn klasse assistenten (en conciërge) wegbezuinigd en verwacht men van zowat elk kind een handelingsplan.
Het twee scholen systeem werkte stigmatiserend en zorgde voor een enorme kloof tussen pleeg- en eigen kind. We voelden ons daardoor al van een minder soort. Aan ons was onderwijs niet besteed want iedereen ging toch naar huishoudschool of L.T.S. Eigen kinderen waren vrijgesteld van klusjes, zij mochten huiswerk maken en spelen. In het interview noemt dhr. Witteveen het juist een goede zaak, want zo konden eigen kinderen in alle rust leren, omdat pleegkinderen toch problemen meebrachten. Is dat dan een reden om hen geen goed onderwijs te gunnen? “Jullie zijn toch pleegkinderen van de stomme school!” heeft tot heel wat vechtpartijen, ruzies en verdriet geleid.
Ik was twee en half jaar toen ik op Clematis kwam, zoveel trauma en problemen bracht ik dus niet mee. Doordat ik eind november jarig ben mocht ik pas met bijna 7 jaar naar de J.H.Donnerschool , ik vond school prachtig en pikte alles snel op.
Ik herinner mij de eerste klas van juf v.d. Doel, er was een lang aanrecht in de klas die vol stond met dierenkooitjes. Heel veel beesten te verzorgen en te koesteren. Juf A. Jager en juf H.J. van Dooren in klas 2 en 3. Meester E. Froma (zilverpapier en melkdoppen sparen voor de arme kindjes in Afrika) en meester Hiemstra (leerde ons schaatsen op de sloten) in klas 4 en 5, daarna meester van Koeveringe (liet een rotje onder zijn lessenaar knallen na een vreselijk spannend verhaal) in de 6e klas.
Deze meesters hebben zich in 1962/63 hard gemaakt om een groepje pleegkinderen klaar te stomen voor de U.L.O. Het bestuur zei “nee” maar Den Haag zei “ja” en zo waren wij het eerste groepje dat deze mogelijkheid kreeg. Thuis werd er smadelijk om gelachen toen ik met dit bericht kwam en het duurde naar mijn gevoel maanden dat dit gesar aanhield voordat de meester dit thuis kwam bevestigen. Het betekende wel heel veel bijles, zowel ’s middags als ’s avonds. Het werd voor ons een soort van competitiestrijd; “De Besselaarschool is al bij paragraaf 17!”.
Als we ons rapport van de U.L.O. kregen gingen we altijd eerst bij de meesters langs. Meester van Koeveringe was toen al erg ziek en vanuit zijn ziekbed kneep hij dan in mijn wang en zei dan: “Goed zo meisje, ga zo door! Of “Doorzetten he!”.
Dankzij deze meesters kon ik worden wat ik graag wilde, werken met kinderen, onderwijzeres. Meester van Koeveringe is er helaas niet meer maar als de anderen dit nog lezen zou ik ze alsnog ontzettend willen bedanken en ik hoop dat na ons heel veel pleegkinderen de kans hebben gekregen om door te stromen naar het middelbaar onderwijs.
Aan alle kinderen van de Rudolphstichting zou ik willen zeggen: “Als je voor een dubbeltje geboren bent, kun je nog best een kwartje worden!” (jammer dat dit spreekwoord met de komst van de euro is verdwenen).
Marion (Marjo) Stam, oktober 2014
Geef een reactie