“Ik was 16 jaar en wilde graag van de Rudolphstichting weg. Maar dat mocht niet. Ik ben een keer 14 dagen weggebleven. Allemaal via binnendoor weggetjes naar Ede, naar het huis van mijn moeder, want ik wilde natuurlijk niet gesnapt worden. Mijn moeder heeft me niet teruggestuurd, ze liet het gewoon gebeuren. De politie stond regelmatig voor de deur, maar ik was altijd net op tijd weg en dan ging ik naar mijn broer in Arnhem.
Totdat de politie op een keer ’s nachts om een uur of twee kwam. Mijn moeder deed open en daar stond een grote politieman in een leren jas. Ik werd van het bed gelicht en overgebracht naar het politiebureau in Ede. Daar werd ik in de cel gezet voor transport naar Barneveld. Wat ik het vervelendste heb gevonden, was dat je als een crimineel werd behandeld. Dat heb ik tijdens de reis naar Barneveld ook gezegd tegen die politiemensen. En daar ging ik weer de cel in.
Ik werd opgehaald door meneer Tolkamp. Hij was of werd niet boos. Hij zei dat hij me had gemist. Hij toonde verder geen emotie en ik kreeg geen straf. Achteraf denk ik dat hij mijn werkkracht gemist heeft, want ik kon meteen weer aan de slag. Ik ben ook niet bij de directeur geweest van de Rudolphstichting. Dat was vreemd, want het was in die tijd normaal dat je wel het een en ander kreeg te horen als je weggelopen was. Ik heb trouwens mijn doel bereikt met het pikpoten. Ik mocht eerder weg.”
Bovenstaand is een deel uit een langer interview met Joop Groenevelt. Lees het hele interview hier: 56-63_Joop_Groenevelt.
Geef een reactie