In februari 1952 verhuisden wij van Amsterdam naar De Glind . Mijn vader werd hier administrateur. Bijna 9 jaar was ik toen. Pas in 1970, toen ik trouwde met een leidster van Klimop, verhuisden wij naar Ede en later naar Friesland. Mijn vader overleed in 1968 bij een hartoperatie in Leiden. Nog zie ik de lange stoet lopen over de Ringlaan op weg naar het kerkhof. Het gezin verhuisde naar Barneveld, de villa met het rieten dak waar we zo lang woonden kreeg een andere bestemming. In 2000 toen mijn moeder stierf liep er weer die hele stoet , ze werd naast mijn vader begraven. Die dag was het definitieve afscheid van de familie Faber van De Glind.
De natuur in bloei
We hebben heel lang in De Glind gewoond in dat mooie huis met rieten dak aan de Postweg. Toen wij daar kwamen wist ik niet wat ik zag. We kwamen uit Amsterdam, toen nog een mooie stad zonder al die geparkeerde auto’s, terecht in een dorpje, waar we in een villa kwamen te wonen. Een fantastisch huis met een tuin die grensde aan een boomgaard. Het sportveld was er toen nog niet, het was één grote boomgaard. We kwamen in februari en een paar maanden later stond alles in bloei, dat was gigantisch. We werden uit Amsterdam opgehaald door Stoffelsen, de chauffeur van de Rudolphstichting, die niet zo’n fijne rijstijl had, want er moest onderweg gestopt worden toen een aantal van ons moest overgeven. Dat was de start. Vervolgens werden we opgevangen in De Wilde Wingerd, een meisjespaviljoen. Aan tafel vlogen toen een aantal meisjes, die veel ouder waren dan ik, elkaar in de haren. Dat was schrikken. Later ontdekte ik wel hoe mooi we terecht waren gekomen. In die tijd was De Glind, toen nog Rudolphstichting genoemd, een echt klein dorp. Er was een smederij, een tuinderij, een bakkerij, een schoenmaker. En allerlei boeren er omheen.
Op school
Er was één school, een gezamenlijke school met een bovenmeester, meester Hogeweg. Dat was een indrukwekkende persoon met gezag. Hij hoorde bij de notabelen. Er kwamen vaak kinderen die achterstand hadden op school waardoor er grote verschillen binnen de klas waren. Voor ons zat er niet genoeg uitdaging in het onderwijs. Mijn oudste broer die heel goed kon leren moest op school vaak assisteren in de klas. Voor de HBS moesten wij toelatingsexamen doen en daar ben ik toen voor gezakt, want ontleden dat kende ik niet. Daar waren we in de klas niet aan toe gekomen. Gelukkig werd ik toch toe gelaten op de HBS, want ze begrepen wel van welke school ik kwam.
Lees hier alle jeugdherinneringen van Roelof Faber.
Geef een reactie