Mei ’54
Ja, heus, hier is werkelijk een brief van Co Passchier, dat had U niet verwacht, natuurlijk. Maar ik ben U en mevrouw nog niet vergeten, hoor! Uw laatste brief aan mij heb ik altijd bewaard en verleden week had ik hem ineens in handen. Hoe maakt U het toch en uw gezin, hoe is het met mijn klasgenootje Riet? Wat zou ik graag weer eens iets van U horen. ’t Is zo ongeveer 9 jaar geleden , dat ik U gezien heb. Sindsdien is er heel wat veranderd en zult U wel net zoals ik heel wat hebben meegemaakt. Ik hoop zo, dat U het allen nog goed maakt. Ik ben van plan U van de zomer een bezoek te brengen. In de vacantie gaan m’n man en ik een autotochtje maken met de kinderen en dan zal ik vast en zeker naar Doetinchem komen. U vindt het toch wel prettig weer eens een oude pleegdochter te ontmoeten? En dan kunt U mijn dochters en m’n zoon zien, ik heb er al drie, hoe vindt U dat? We zijn maar wàt gelukkig zo met z’n vijfjes. We hebben natuurlijk ook onze donkere dagen gehad, maar alles gaat voorbij en de zon komt altijd weer terug. Er zijn wel momenten geweest, dat ik er hevig naar verlangde eens met U te kunnen praten over m’n moeilijkheden, ze zijn er soms nog wel, die ogenblikken, maar U was altijd zo ver weg en onbereikbaar.
Mijn vader maakt het goed. Hij gaat helemaal op in z’n zaak, die hij steeds met nieuwe dingen uitbreidt en is dolgelukkig met z’n kleinkinderen. Onze jongste is naar hem vernoemd en dat was helemaal voor vader een verrassing. U heeft zeker ook wel kleinkinderen?
Ik spreek nooit meer iemand van Achterveld. Joke Touber is een jaar geleden nog hier geweest. Ze kwam toen uit Indië en was dakloos. We hebben haar toen in huis genomen en ze is een hele poos gebleven, tot ze hals over kop een jongen leerde kennen, waar ze mee in ’t huwelijksbootje stapte. Ze verdween even plotseling als dat ze gekomen was. Een jaar later ontvingen we bericht, dat ze een dochtertje had en nadien hoorden we niets meer.
Krijgt U nog veel brieven van oud-verpleegden van de stichting?
Van de zomer laat ik mijn man zien, waar ik mijn jeugd heb doorgebracht en waar ik op school was. Veel bekenden zijn er daar voor mij niet meer en die nieuwe directeur heb ik nog nooit gezien. Ik ontvang wel geregeld dat blaadje “de Jeugd”, maar dikwijls heb ik het idee, dat het er allemaal anders instaat, dan het in werkelijkheid is. Bij het ouder worden heb ik veel te veel gebreken gezien in de opvoeding in het meisjespaviljoen en ik besef ook wel tegelijk dat het ook niet meeviel voor de juffrouwen.
Ik moet ineens denken aan een briefkaart, die ik een poos geleden in de brievenbus vond. Die was van de heer Sipsma en er stond op, dat hij bij mij aan de deur was, maar me niet thuis had getroffen. Wat vond ik dat ontzettend jammer. Ik had hem dolgraag weer gezien. Ik ben niet naar de reünie geweest, die er gehouden is, dat ging niet, vanwege de werkzaamheden van m’n man. Ik was wel benieuwd, wie ik er wel zo zou hebben ontmoet.
Weet U nog, dat we samen in de tuin van het meisjespaviljoen liepen en dat U me vertelde, dat ik geen verpleegster mocht worden, omdat ik daar nooit sterk genoeg voor zou zijn? Ik ben toch nooit meer ziek geweest en heb zolang ik getrouwd ben nooit op bed gelegen, behalve wanneer een kleintje zich meldde. Ik mocht die avond weer voor het eerst mee doen met korfballen, waar ik zoveel van hield. Ik heb nog een foto van ons allemaal op het veld en U in het midden. Dat waren fijne avonden, die ik nooit zal vergeten. Ook de muziekles en zangles, die U ons gaf, waren voor ons prachtige uren, dat besef ik nu pas terdege. Zou de nieuwe directeur, dat ook zo met hart en ziel hebben voortgezet? Als m’n dochtertje op straat voor mij loopt, moet ik dikwijls denken, hoe U mij een keer leerde mijn voeten te plaatsen. U maakte er een hele wandeling van en ik was zo trots als wat, dat ik naast U liep.
Zo ziet en hoort U, dat het plekje in m’n hart voor m’n pleegvader er nog altijd is en zal blijven, wat heb ik onnoemlijk veel aan U te danken en hoe goed wist U mij aan te pakken. Ik hoop voor m’n eigen kinderen een moeder te zijn zoals U een vader voor Uw pleegkinderen was.
Nu moet ik werkelijk een einde aan m’n geschrijf maken, want anders komt er geen eind aan m’n brief.
Mag ik U van de zomer komen bezoeken en wilt U mevrouw vooral hartelijk van mij groeten?
Ik moet nu aandacht aan m’n kroost gaan besteden, want het gaat onweren en dan is mama de veilige haven.
‘k Hoop spoedig weer eens iets van U te mogen horen en besluit met de beste wensen en een stevige handdruk van Uw toegenegen
Co Brons-Passchier
Scheveningen
Geef een reactie