‘In de tijd dat ik op het jongenspaviljoen verbleef, werkte ik bij meneer Van Wijk op de tuinderij. Ik werkte zes dagen in de week: ’s morgens van 8 – 12 , ’s middags van 13 – 17.30 en ’s avonds van 18.30 tot 21.00 uur. Op zondag gaf ik de kalkoenen op de tuinderij nog voer en ik stookte de ketel van de kassen op. Daarna was het kerktijd en vervolgens ging ik koffiedrinken bij Van Wijk. Het resterende deel van de zondag brachten we wandelend over het terrein van de stichting door. Dat was zon beetje het weekritme. Ik heb uiteindelijk bij Van Wijk ook mijn tuindersdiploma gehaald. Ik moet zeggen, dat vind ik nog steeds mooi werk.
Anne de Vries
Vanuit de tuinderij bij Van Wijk deden we samen ook wel eens de tuin van de schrijver Anne de Vries in Zeist. Hij kwam regelmatig bij ons op de tuin om fruit en groente te halen. Op een gegeven moment, in het najaar, kwam hij dat weer eens doen. Nou moet je weten dat achter het kantoortje van Van Wijk het poephuisje stond, het was een soort latrine. Daar werd niet vaak gebruik van gemaakt, maar soms kon het niet anders. Die keer moest Anne de Vries nodig pissen en hij zou daar even zijn blaas ledigen. Maar de goede man stapte mis en stond tot aan zijn navel in de drek. Het was geen gezicht, het droop van hem af en stinken!
We hebben hem eruit getrokken en met de tuinslang schoon gespoten. Hij heeft nog wat kleren van Van Wijk gekregen en die heeft hem op de motor naar huis gebracht. Het mooiste is dat Anne de Vries deze gebeurtenis in één van zijn boeken heeft beschreven. Wel in andere bewoordingen en niet dat het hem zelf was overkomen, maar voor degene die het verhaal kent is het wel duidelijk. Als ik er aan terug denk, moet ik nog lachen.
Bovenstaand zijn enkele delen uit het verhaal van Arend Stoffels. Hij woonde van 1946 – 1949 in het jeugddorp. Zijn hele verhaal leest u hier: 46_49_A_stoffels.