Sporten was voor mij ontzettend belangrijk. Een zak met allemaal tennisrackets, eigenlijk bestemd voor de leiding die daar geen gebruik van maakte, wisten wij wel te gebruiken. De tennisbaan werd zo bijna een privé baan van de familie Faber. De tennisbaan werd later wegens te weinig gebruik opgeheven.
Voetbal was voor ons heel belangrijk. Eigenlijk te belangrijk soms. Het voetbalelftal hadden we zelf samengesteld. We hadden geen trainer/training, we trainden ons zelf na schooltijd tot het donker was. Daar zaten jongens van de Rudolphstichting in en jongens van buiten. Het viel niet altijd mee om een elftal rond te krijgen. Nu hadden we iemand die altijd met ons mee ging en dat was de heer Boertje. Hij coachte het elftal, maar had niet zo gek veel verstand van voetbal. Als vaste kreet langs de lijn riep hij “weg dat leer, weg dat leer”. Mijn jongste zus Mattie, ging ook altijd mee naar onze uitwedstrijden. Op bankjes gezeten in het busje van de Rudolphstichting. Op de foto van het elftal in die jaren mij toegestuurd staan, Piet Sieling, sterke kopper, zoon van de kok, Wout van den Brink, keeper zonder vrees of blaam, Derk Kuipers zoon van de adjunct, een pingelaar, Koen Faber een 8 jaar jongere broer, die de “schaar ”van Piet Keizer beheerste, Meep van Deelen, zoon van een boer, met zowel hoge als lage giering, Tonny van Koeveringe, zoon van hoofdonderwijzer, met veel voorwaartse snelheid en tenslotte, Roelof Faber, een middenvelder maar overal te vinden. De andere spelers komen me bekend voor, maar hun namen komen niet boven.
Dit verhaal is een van de vele herinneringen van Roelof Faber. Lees hier zijn hele verhaal.
Geef een reactie