Op 6 oktober 2014 ben ik 93 jaar geworden. Het is nu 90 jaar geleden dat ik in De Glind kwam wonen. De Rudolphstichting is van 1914, opgericht aan het begin van de eerste wereldoorlog. In die tijd droeg de stichting nog niet de naam van dominee Rudolph, maar heette het De Glindhorst. In 1924 kwamen wij er wonen. Mijn vader werd aangesteld als baas van de wasserij. Hij heeft daar gewoond tot 1957. Zelf heb ik met mijn echtgenote tot 1962 in De Glind gewoond en gewerkt als sportleraar.
Mijn eerste herinneringen
Drie jaar was ik en ik herinner me nog als de dag van gisteren dat ik het huis in liep. Ik kwam de kamer binnen en daar stond mijn eigen paardje op wielen. Nico Geleijnse was mijn vriendje. Hij woonde in het huis naast het onze. De wasserij waar mijn vader werkte, stond daar net achter. Ik was benieuwd of Nico ook op de reünie zou komen. En wie kwam er naar me toe? Nico, 92 jaar is hij. Hij is nog niet jarig geweest. Ik ben veel bij de familie Geleijnse in de directiewoning over de vloer geweest. Het was de mooiste villa van de Rudolphstichting. Op mijn vijfde jaar ben ik van die mooie grote trap gevallen.
Mijn vader was de wasbaas, maar we hadden ook pleegkinderen in huis. Ik had altijd wel pleegbroertjes en pleegzusjes van de stichting. Mijn moeder werkte op de linnenkamer. Toen ik acht jaar was kreeg ik een pleegbroertje uit Utrecht. Dat was Jopie Lamee, die was net zo oud als mijn broertje Fokke, die omgekomen is in de oorlog. Ik weet nog heel goed dat we op één van de jaarvergaderingen van de gereformeerde kerk met zijn vieren daar rond liepen: Fokke,Jopie, Nico en ik, de kleintjes. En een belangstelling dat we hadden, we kregen van iedereen snoep.
In De Glind opgroeien was geweldig
Ik zat op de lagere school in De Glind samen met Nico Geleijnse, Gerard van Wijk de zoon van de tuinbaas en Arie Grasdijk de zoon van de kruidenier. Het was een school met 120 leerlingen verdeeld over drie klassen. Klas één en twee, klas drie en vier en klas vijf, zes en zeven. Meester Krepel was de bovenmeester en juffrouw van Santen had klas één en twee. Juf van Santen woonde bij ons op kamers, dus ik zag haar ’s middags ook aan tafel. Meester Terpstra was de meester van klas drie en vier. De hoogste klassen zaten bij meester Krepel. Zijn dochter Wil was van mijn leeftijd. Toen ik in klas vier zat ging meester Krepel weg en meester Hogeweg kwam voor hem in de plaats. Mijn laatste jaren op de lagere school zat ik bij hem in de klas. Met zijn zoontje Cees kon ik ook goed opschieten. In klas zeven stond ineens de naam Cees Pijl Hogeweg op het bord. Ik dacht: Wat kan dat nou toch zijn, dat is toch te gek? Daar waren we allemaal heel verwonderd over. Cees is later burgemeester geworden. Nadat ik terug kwam als sportleraar, was Cees zo’n beetje de manager van de voetbalclub. We hebben in Gelderland wedstrijdjes gespeeld met de jongens van de stichting. We gingen met ze naar de Valk, naar Barneveld en naar Achterveld. Ik kwam net van het CIOS en die Achterveldse voetbalclub had ik zelf getraind.
Mijn schoolprestaties
Op de lagere school ging het niet zo goed omdat ik dyslexie heb. Juffrouw van Santen deed haar best om me bij te werken, maar daar reageerde ik niet goed op. In de derde klas ging het nog wel, maar in de vierde bleef ik zitten. Meester Hogeweg van de vijfde klas, begreep ook niet wat er aan de hand was, dus dat jaar bleef ik weer zitten. In klas drie bleef Gerard met mij zitten en in klas vijf Arie. Ze wisten nog van niets in die tijd. Pas toen bleek dat mijn dochter dyslexie had, werd het ons duidelijk wat mij mankeerde. Nico stroomde in die tijd meteen door naar de Mulo. Ik slaagde twee jaar later ook voor mijn toelatingsexamen en ik kon dus ook naar de Mulo. Maar ik ging er niet naar toe. In mijn plaats mocht Arie Grasdijk er heen.
Jan Dijkstra heeft nog veel meer verteld, lees hier zijn hele verhaal.
Geef een reactie