Op de twaalfde verjaardag van mijn broer Geert kwamen wij op de Rudolphstichting. We zouden bij familie ondergebracht worden. Ik was 7 jaar en zou naar mijn grootmoeder, maar zij wilde mijn broer niet opnemen. Geert zou naar de Noord-Oostpolder, maar die familie wilde mij weer niet. Toen heeft de kerk gezegd: “Nee dat mag niet, ze moeten bij elkaar blijven”. De politie heeft me bij mijn grootmoeder weggehaald, want ze wilde mij niet afstaan. Zo zijn mijn broer en ik op de Rudolphstichting terecht gekomen. Onze ouders konden niet voor ons zorgen. Die ouderliefde heb ik mijn hele leven gemist. Mijn vader werkte de hele dag en mijn moeder was altijd op sjouw. Mijn broer moest voor mij zorgen, maar dat ging helemaal niet. Het was heel verdrietig allemaal, precies op de verjaardag van mijn broer, op negen april 1940. We werden eerst in een jongenshuis ondergebracht bij ome Kees en tante Jant. Daar voelde ik me echt wel opgesloten, want ’s nachts als je ging slapen werden er bellen op de deuren gezet, zodat de jongens niet weg konden lopen. We hebben er verder een goede tijd gehad, dat wel, het eten en drinken was goed. Later zijn we bij een boer ondergebracht. Daar hebben we al die jaren gezeten. Voor ons was het daar goed bij heit en mem, maar later hebben we ook wel andere verhalen gehoord.
Mijn broer en ik hebben van 1940 tot 1945 samen op de Rudolphstichting gezeten. We hebben veel steun aan elkaar gehad. Tot mijn broer oud genoeg was om zelf te gaan werken heeft hij eerst bij een tante van ons in Harskamp gewoond, maar dat ging helemaal niet. Daarna heeft hij in Bennekom een kosthuis gevonden. Later is hij getrouwd met een meisje dat daar ook op de Rudolphstichting was, Teuntje van IJsselmuiden. Hij heeft zes dochters met haar gekregen.
Mijn loopbaan
Ik heb op de Rudolphstichting op school gezeten, bij meester Hogeweg en meester de Jong. Meester Hogeweg was het hoofd van de school en meester de Jong had de lagere klassen. Op school kon ik goed mee komen. Daar heb ik goede herinneringen aan. Later wist ik niet goed wat ik wilde worden en ik had ook geen begeleiding daarin. Ik moest het allemaal zelf uitzoeken. Als jongen van een jaar of zestien zei ik dat ik misschien wel meubelmaker wilde worden en zo ben ik in Amersfoort in een jongenshuis terecht gekomen om van daaruit naar de ambachtsschool te gaan. Daar heb ik voor meubelmaker geleerd. Na het halen van mijn diploma heb ik kort bij een meubelmaker in Amersfoort gewerkt. Daar ben ik na verloop van tijd weer weg gegaan en bij mijn broer in zijn kosthuis in Bennekom gaan wonen. In die tijd werkte ik in Wageningen in een meubelfabriek. Maar daar ging het niet goed. Ik schuurde mijn handen daar helemaal kapot en zat liever op mijn mondharmonica te spelen. Ik werd ontslagen. En moest weer terug naar de Rudolphstichting, waar ik ben gebleven tot ik in militaire dienst ging. Meneer en mevrouw De Groot hadden in die tijd de leiding over het jongenshuis.
Later ben ik bij het spoor gaan werken. Daar had ik een collega die vroeg of ik verkering had. Op mijn ontkenning zei hij dat hij een leuk adresje voor mij had. Hij had in de Tuney Tunes, een muziekblad, een advertentie gelezen en was zo met een meisje in contact gekomen, maar dat meisje moest niets van hem hebben. Hij gaf me een fotootje van dat meisje en haar adres en zo ben ik met haar gaan corresponderen en zij is later mijn vrouw geworden. Wij hebben twee zonen gekregen. Ik heb 40 jaar bij het spoor gewerkt in verschillende functies, maar het grootste deel van de tijd als lokettist.
Opgroeien op de Rudolphstichting
Het was vroeger natuurlijk niet zo leuk allemaal, maar we hadden wel van alles. Hoepelen, knikkeren, allerlei soorten spelletjes in die tijd. Ik miste alleen mijn ouders heel erg. Mijn vader is één keer op bezoek geweest, mijn moeder nooit, ook mijn voogd (oom Evert) en voogdes zijn nooit op bezoek geweest. Ik ben later nog wel regelmatig bij mijn ouders geweest. Ze zijn in 1942 gescheiden. Na de oorlog ben ik ze weer gaan opzoeken. Mijn moeder zwierf overal. Mijn vader heeft nog geprobeerd om het weer goed te krijgen, maar dat is niet gelukt.
Er is op de Rudolphstichting een prachtige laan met kastanjebomen. Daarnaast was vroeger een rietvijver en op die plaats is in die tijd een zwembad gekomen. Dat zwembad heb ik mee helpen aanleggen, met een metselaar. Als kind hoorden wij bij die rietvijver op een dag een vreemd geluid. Wij zijn toen naar een Canadese militair gegaan om te vertellen dat daar iets aan de hand was. Die militair vroeg zich af hoe wij daar eigenlijk gekomen waren, want het paadje dat wij gebruikten kende niet iedereen. En als je dat paadje niet kende, zakte je daar zo het moeras in. Maar wij plukten daar altijd al rietstengels en daar maakten we een pijl en boog van. Dat was ons spel. Dat zwembad schijnt nu niet meer te bestaan. Er is een nieuw zwembad gekomen.
Lees hier het hele verhaal van Roel Stenveld
jolanda Groeneveld-Stenveld zegt
Ik ben een dochter van Geert Stenveld en Teuntje van IJsselmuide
Dit verhaal is nieuw voor mijn en mijn oom Roelof Stenveld is vandaag begraven.
Afzender J.G. Groeneveld-Stenveld
Astrid Meuwese zegt
Mag ik vragen uit welke regio deze familie Stenveld vandaan komt?
Gerard Stenveld zegt
Oorspronkelijk omgeving Zuidlaren. Roel en Geert waren de zoons van Reintje Stenveld en Diena Hamminga. Ik ben de oudste zoon van Roel.