Op 10 september 2015 hebben we een gesprek met mevrouw Diet van der Velde-Jelsma. Zij is in 1931 op de Rudolphstichting geboren als dochter van pachtboer Jelsma en zijn vrouw. Ze heeft er de eerste zestien jaar van haar leven gewoond. Mevrouw van der Velde is nu 84 jaar. Tot onze verrassing woont ze in hetzelfde dorp in Friesland waar wij wonen. Hoe mooi is dat? We hoeven niet eens op reis. We laten mevrouw van der Velde zelf aan het woord:
1000 gulden
“Mijn ouders zijn in 1930 op de Rudolphstichting komen wonen. Ze hadden een jaar eerder ook al gesolliciteerd, maar toen hadden ze nog geen 1000 gulden op de bank en dat was in die tijd een vereiste om pachtboer te worden. Een jaar later werden ze uitgenodigd om weer te solliciteren. Ze gingen met de trein naar Amersfoort en daar moesten ze op een bepaalde tijd zijn, anders was de stichtingsbus vertrokken en zie dan maar eens op de Rudolphstichting te komen in 1930! De familie van mijn ouders kwam oorspronkelijk uit Friesland, maar mijn ouders woonden, voor ze naar De Glind kwamen, in Noord-Holland. Heit werkte bij een kwekerij in Schermerhorn in loondienst en hij wilde graag eigen baas worden. Ze werden aangenomen samen met de familie Boersma. Heit begon een gemengd bedrijf met varkens, koeien en ook landbouw. Als het een jaar tegenzat met het één, had je altijd het andere onderdeel nog. Heit en mem en de familie Boersma deden altijd veel samen.
Pleegkinderen
Mijn ouders hadden in die tijd zelf vier kinderen – ik kwam net wat later op de wereld – en het was toentertijd verplicht om je eigen kindertal aan te vullen tot tien. Uit Groningen kwamen twaalf kinderen die in een kleine woonark leefden met hun ouders. Ze werden daar niet goed verzorgd en ze zaten onder de wormen, luizen en vlooien. Zes van die Groningse kinderen werden bij mijn ouders ondergebracht en dat viel in het begin niet mee, vertelden mijn ouders me later. Ze waren niet gewend aan een gewoon huiselijk leven. Zindelijk waren ze niet: één van de kinderen zat in een hoek van de kamer te poepen en onder de matrassen, die gevuld waren met zeewier en stro, lag ’s morgens de urine. Het viel voor de Groningse kinderen zelf ook niet mee. Ze wilden beslist niet van huis weg. De politie van Groningen moest er aan te pas komen. Mijn moeder kreeg hulp van Coba, een wat oudere pleegdochter, zij werd onze grote hulp en met haar hebben we haar hele leven contact gehouden. Ze is inmiddels overleden, maar ik heb nog contact met haar kinderen, die naar mijn ouders genoemd zijn. Wel moest mijn moeder haar nog veel leren, want mem zei: “Ze kon nog geen dweil uitwringen.” Later werd ze een echt goede hulp en mijn ouders gaven haar een horloge cadeau. Dat mocht niet van de stichtingsleiding, het horloge moest terug! Heit zei: “Dan geven we haar een spaarbankboekje, dat hoeft niemand te weten en dan heeft ze wat geld voor later.”Dat we pleegkinderen hadden, vond ik normaal. De kinderen waren er al toen ik geboren werd en ik groeide er mee op en ze hoorden er in ons gezin gewoon bij, we waren één bij ons thuis. Het was echter wel een harde tijd en iedereen moest meehelpen om de eindjes aan elkaar te kunnen knopen en het werk gedaan te krijgen; eigen kinderen en pleegkinderen, jong en oud.
Lees hier het hele verhaal van mevrouw Van der Velde – Jelsma
Geef een reactie