Meneer Witteveen was jarenlang hoofd van het jongenspaviljoen. Samen met zijn zoon Fokko, haalt hij herinneringen op aan deze tijd.
“In de periode 1955 – 1957 begon ik met 29 jongens. Later kwamen daar nog twee kinderen bij. Er was geen ruimte en we hadden nog wel een isoleercel. Dan moet je praktisch handelen. We hebben de isoleercel omgebouwd als kamer voor deze twee knapen. In 1957 kregen ze onze woonkamer en verhuisden wij naar de aangrenzende dienstwoning.
Aandacht voor sport & spel na schooltijd
Wat het werk betreft, kun je zeggen dat ik in een onopgemaakt bed kwam. Na school- en werktijd werden de jongens aan hun lot overgelaten. Daar heb ik verandering in gebracht door te zorgen voor een biljart en het stimuleren van het beoefenen van diverse sporten: zorgen dat de jongens wat te doen hebben.
Een belangrijke schakel hierin was Rien van Holland. Hij heeft tijdelijk een kamer op het jongenspaviljoen gehad. Het tamboer- en trompetterkorps en de wandelclub waren aantrekkelijke activiteiten.
We hadden ook uitwisselingsavonden met de meisjes van Wilde Wingerd. De ene week kwamen ze bij ons op het jongenspaviljoen en de andere week gingen wij naar het meisjespaviljoen. Ik laste op woensdagavonden ook wel extra wandeltrainingen in. Dan was er weer een gelegenheid om elkaar te ontmoeten. Ruimte bieden, daar ging het om.”
Het hele interview met meneer Witteveen leest u hier: 55-82_Familie_Witteveen
Geef een reactie