Jaap en ik hebben al weer een bijzondere ontmoeting met een bijzondere vrouw uit Amsterdam: Merel Mirage. Ze is nieuwsgierig naar Jaap zijn verhaal, dus heel in het kort vertelt Jaap iets over zichzelf, over ons en over de aanleiding om haar te interviewen. Ze heeft tijdens de reünie even met Gerard de Jong gesproken, hij raakte geïnteresseerd in haar verhaal en haar ideeën en heeft ons gevraagd om dit gesprek te voeren. We laten Merel aan het woord:
Ouders
“Ik ben geboren in Amsterdam. Mijn moeders familie woonde in Indië en mijn oma heeft met al haar toenmalige kinderen het Jappenkamp overleefd. Mijn moeder is daar zelfs geboren, ze had een broer en een zus. Mijn opa heeft het kamp helaas niet overleefd. Mijn oma is later hertrouwd en uit dat huwelijk zijn weer kinderen geboren. Het gezin had geen grote geldproblemen, maar intern zat er zeker pijn. Het hele gezin dat in het kamp heeft gezeten, heeft daar tot op latere leeftijd schade van ondervonden. Ze hebben een bepaalde frustratie in zich ten opzichte van de oorlogstijd. Mijn moeder was een hele mooie, enthousiaste, creatieve en open vrouw die tot haar 16e jaar in Indonesië heeft gewoond. Ze wilde als jong meisje naar de toneelschool. Zover is het echter niet gekomen. Ze kwam mijn vader tegen, trouwde en had op haar 21e twee kleine kinderen. Ik werd als eerste geboren en mijn broertje kwam anderhalf jaar later. Mijn vader was kunstenaar, schilder. Hij was een lieve, interessante en markante man. Maar introverter, rustiger en rechtlijniger dan mijn meer levendige, vrolijke moeder. Die uitersten zullen elkaar eerst aangetrokken hebben, maar uiteindelijk liep het niet meer tussen hen. Ook doordat ze allebei jong waren, van weinig geld moesten rond komen en de zorg hadden voor twee kinderen. Tegen haar 30ste liep mijn moeder steeds meer vast in haar leven en mijn vader begreep haar niet. Ze was ongelukkig, kon haar draai niet vinden en ging zelfs uiteindelijk ons huis uit. Toen ik negen jaar was, is ze overleden. Ik kan me de laatste keer dat ik haar zag nog helemaal voor de geest halen, gelukkig. Het was hier in Artis. Dat beeld is me altijd bijgebleven. Mijn vader kreeg vrij snel daarna een andere vriendin die bij ons kwam wonen.
Hoewel hij er niet alleen ervoor stond, kon hij niet voor ons zorgen. Mijn broer Marc en ik werden toen bij vrienden van mijn oom en tante in Zelhem in huis geplaatst. Dat echtpaar kon geen kinderen krijgen en het wilde graag voor ons zorgen. Ik heb mijn best gedaan om daar 100% te integreren. Het was een hele overgang van Amsterdam naar het platteland van de Achterhoek, maar ik was gelukkig een buitenkind en kreeg een zorgpony bij een boer in Zelhem. Daar genoot ik erg van, want ik was een echt paardenmeisje. Ik had er daardoor een leuk leven. Ik was open, niet bang en positief. Mijn broer had het er minder goed naar zijn zin. Ik had de paarden waardoor ik mijn verdriet en het gemis wat kon vergeten, maar zoiets had hij niet. Helaas, na een jaar kregen we te horen dat het echtpaar zwanger was en wij konden gaan. Ik ben heel lang kwaad geweest en ik heb wanhopig geprobeerd om daar in de buurt te blijven wonen. Ik heb de ouders van vriendinnetjes gevraagd of ik bij hen mocht komen wonen, maar dat is niet gelukt. We moesten echt weg en enige opvang of nazorg was er niet. Naar huis konden we ook nog niet. Ik heb nooit goed begrepen waarom niet, mijn vader zei altijd: “Ik ben er nog niet aan toe”. We moesten eerst nog voor een jaartje ergens anders heen. Dat zijn er vier meer geworden.
Geef een reactie