In 1952 kwamen we op de Rudolph wonen. Mijn vader kwam met zijn heel jonge vrouw en hun 3 kinderen naar het grote huis aan de Postweg om er directeur te worden. Later woonden we in het huis tegenover de kerk, waarvan ik de eerste steen heb mogen leggen, en op het laatst in het witte huis aan de (grote) Ringlaan. Toen mijn moeder met Jan Jouko en Gijs Frans naar Hoogeveen verhuisden, woonden mijn vader (de werkweek) en mijn broer Herman nog in de verbouwde varkensschuur van de familie van den Berg.
Er werden nog 4 kinderen geboren en in het verloop van al die jaren hebben er een 50-tal pleegzussen bij ons gewoond. Alle 7 kinderen zijn gedoopt door professor Waterink. Hij was waarnemend directeur en psycholoog/pedoloog van het Pedologisch Instituut (het PI) in Amsterdam.
Mijn vader ging van Groningen naar Amsterdam
Op 16 jarige leeftijd was mijn vader vanuit Groningen vertrokken om in Amsterdam in pleeggezin te komen bij professor Waterink, de directeur van het PI. Na zijn studie werkte mijn vader op het PI als assistent van Waterink. Op het PI had hij het erg naar zijn zin, maar hij voelde er ook de druk om te promoveren. Niets voor hem. Hij reageerde op een vacature voor directeur van de Rudolph Stichting. Artsen hadden het nog voor het zeggen in Nederland. Mijn vader was de eerste op het PI die de door Waterink ingezette denkwijze heeft vorm gegeven: het primaat is steeds meer bij de pedagogiek komen te liggen. Pedagogiek was toen nog geen zelfstandige studierichting (Waterink was theoloog, mijn vader studeerde eerst rechten, daarna psychologie). Als er kinderen waren, die niet uit de wachtkamer wilden komen of getest wilden worden, dan werd mijn vader erbij geroepen. Hij had op dit terrein een speciale gave. Bij het ontstaan van de zelfstandige studierichting Psychologie sprak Professor Kohnstamm de verwachting uit dat binnen 40 jaar alle problemen zouden zijn opgelost.
Het was blijkbaar een optimistische tijd. Het is anders gelopen .
Er zijn oud-bewoners van De Glind, die het daar wonen als belastend hebben ervaren, en anderen, die gelukkig terugkijken op dat kleine gehuchtje midden tussen de bossen à la het Gallische dorp van Asterix en Obelix. Ik behoor tot de laatste categorie. Dit kan dus geen objectief verhaal worden.
Alje Mulder, Veeningen,15 oktober 2014
AljeMulder heeft nog veel meer geschreven: lees hier zijn hele verhaal.
L.Roelofsen-Verhoeven zegt
Mijn broer Gerrit Verhoeven heeft korte tijd bij de fam. Gelling gwoond en gewerkt in de smederij. Dat was in begin 1952. Door een ongeval op de smederij op 20 juni is mijn broer met benzine overgoten en daardoor verbrand en overleden. Ik heb nog wat brieven van mijn broer en een nagedachtenis geschreven door de heer Mulder. Mijn vraag is of er verder nog iets bekend is over deze tragedie. Zijn er nog foto’s of andere gegevens over mijn broer bekend bij u?
Ik begrijp dat het wel erg lang geleden is en daardoor misschien moeilijk om nog iets ervan te weten. Ik heb het 100jarig bestaan op internet gevolgd en daardoor kwam deze vraag bij me op. Eventueel bedankt voor een reactie. Vriendelijke groet van Puck Roelofsen-Verhoeven
mevrouw Mulder zegt
Het was avondvierdaagse. Uw broer was nog met een fiets bezig en mijnheer Gelling ging even naar huis om zich te verkleden voor die avondvierdaagse. De pupillen mochten ook alleen, zonder toezicht, zijn, want het was een open inrichting. Uw broer wilde de fiets nog afmaken. In die tijd was het gewoon om een band in een bakje met benzine te houden om te kijken waar het lek zat. Er kwam een andere jongen binnen. Ze kwamen aan de praat en ineens haalde die jongen een aansteker uit zijn zak en gooit de benzine uit het bakje over uw broer heen en stak het aan. Zo raakte uw broer helemaal in de brand. Hij rende gillend naar buiten. Meneer Gelling hoorde het geschreeuw en kwam aangerend met een deken. Die heeft hij over uw broer gegooid. Uw broer was steeds bij bewustzijn en voelde geen pijn, waarschijnlijk doordat de zenuwen ook aangetast waren. Mijn man is toen met hem naar het ziekenhuis gereden. Hij is bij hem gebleven, totdat hij, helaas, korte tijd na aankomst in het ziekenhuis is overleden.
Wij waren nog maar kort op de Rudolph. Wij zijn in het voorjaar van 1952 gekomen en de avondvierdaagse was in september. Mijn man had kantoor aan huis op de Postweg. Hij was dus zo ter plekke. Mijn zoon Alje was 1 jaar toen wij naar de Rudolph kwamen. Toch weet hij wel, ook nu nog, van dit verhaal.
Ik weet niets van foto s. Die werden in die tijd niet zo vaak gemaakt. Het is allemaal heel lang geleden. Ik hoop dat u iets heeft aan de nagedachtenis die mijn man destijds, kort na deze tragedie, heeft geschreven.
Met vriendelijke groet, mevrouw E. Mulder.
Nel kastelein zegt
Mevrouw Mulder.
Mijn man heeft met alle broers en zusters in de rudolfst.gewoond ,(9 stuks )ik denk van september 1959 tot eind januari 1961 , die datum staat in het bijbeltje wat uw man erin geschreven heeft,zijn broertjes en zusjes bleven bij u wonen.
Op verjaardagen komt er toch (ook al is het lang geleden)nogal eens het gesprek op hun jeugd jaren , we vroegen ons afof Mevr.van’t hof nog zal leven , wij gebruiken nog steeds de fruitschaal die we voor ons huwlijk gekregen hebben , dat is bijna 50 jaar geleden, ik denk dat ze maatschappelijk werkster was , over haar leeftijd kan ik niets zeggen ,wij keken erg tegen haar op zoals dat vroeger was , ik hoop dat u m’m
n schoonfamilie wil helpen.
Een hartelijke groet , Nel Kastelein.
Willy Broekema zegt
Hallo,
Ik heb niets te vertellen over de Rudolphstichting. Had wel een foto van Alje Muller en zou graag kontakt met hem op willen nemen.
Wr Kooistra zegt
Mevr. Mulder
Ik ken jullie gezin nog goed. Een warm gezin. Je kon er altijd nog wel bij. Jan Jouko ging ik veel mee om. Samen de krantenwijk fietsen. Later woonde Hilda Dolman bij jullie waar ik ook veel mee om ging. Ik heb fijne jeugdjaren gehad op de Blind.
Wiebrig Kooistra