Zeven jaar heb ik op Ringlaan 14 gewoond met mijn man, de drie kinderen die wij zelf hadden en vier kinderen erbij. Daarna ben ik naar Postweg 58 verhuisd. Daar hebben we een boerderij gekocht. We hebben onder andere vier maanden voor een ‘aftands’ baby’tje gezorgd dat daarna geadopteerd is. En tien jaar voor een broertje en zusje die vier en acht waren toen ze bij ons kwamen. We hadden pleegkinderen van allerlei pluimage. Ik heb daar prettig gewoond tussen de weilanden en ik heb het werk met liefde gedaan. De kinderen hadden allemaal een eigen kamer. Dat vond ik heel belangrijk, als iemand extra aandacht nodig had, kon je die rustig geven met de deur dicht. Ik wilde dat werk heel graag doen, maar het moest wel kunnen met mijn eigen kinderen. Wij hadden al een gesetteld gezinnetje toen we op De Glind kwamen met een jongetje van vier en twee meisjes van acht en tien jaar. Ik vond het heel belangrijk hoe mijn eigen kinderen ermee omgingen en dat was gelukkig positief. Al vertelde mijn oudste dochter later dat ze toch wel erg verdrietig was als er weer kinderen weg gingen. Ze was dan heel erg aan de kinderen gehecht. Als moeder wist ik wel dat ze weer weg zouden gaan, maar voor een kind is dat toch anders. Ik heb heel veel spannende dingen beleefd. Er hebben twee Marokkaanse kindertjes bij ons gewoond. Die kwamen uit een gezin van zes kinderen waarvan de vader de moeder had vermoord. Er zouden zes kindertjes komen op een avond bij het hoofdgebouw. Nou dat was een beetje graaien en die twee, een jongetje en een meisje, kwamen bij mij. Als dat jongetje de verwarming een beetje hoorde rammelen, sprong hij uit zijn bed, doodsbang was hij dan. Zijn deur moest altijd wijd open staan. Later is hij zelf ook vermoord in Voorthuizen. Het meisje is toen bij een andere pleegouder gekomen en via die pleegouder hoorde ik dat het meisje verteld had dat ze bij mij in haar bed had geplast. Toen ik met haar naar de badkamer ging, had ze gedacht dat ze daar klappen zou krijgen en dat had ik niet gedaan. Dat had ze aan haar nieuwe pleegmoeder verteld. Zo frappant om zo’n verhaal achteraf te horen. En ze vertelden ook dat ze thuis zes kinderen hadden en dan op een kleed moesten zitten. Als ze eraf kwamen kregen ze klappen. Ergens kan ik me nu heel goed voorstellen hoe het is als je uit zo’n heel andere cultuur komt. Daar moet je je toch in kunnen inleven, dat hebben we altijd geprobeerd te doen. Op de reünie heb ik dat meisje weer ontmoet en ze vertelde me bij die gelegenheid dat ze zich nog herinnerde dat ik haar bed altijd opwarmde met het strijkijzer. Dat deed ik wel vaker voor de kinderen in die tijd.
Het was zulk fijn werk
De kinderen zijn vrij lang bij ons gebleven, tien jaar soms en vier en twee jaar. Soms gingen ze weer terug naar de ouders, maar ook wel naar andere pleegouders. Ik heb ook een jongen gehad die had ijsjes gestolen in het zwembad. Ik was toen nog op een leeftijd dat je zoveel energie had dus ik zei: “Waar heb je die rommel dan verstopt?” “Bij het afval en zo.” Nou dan ging ik met een schep op de fiets mee naar het zwembad en dan wees hij de plaats aan waar hij het verstopt had, op de begraafplaats. Ik heb zo veel mee gemaakt, ik kan er wel een boek over schrijven. Ik kwam eens bij een jongen boven die daar lag met een mes op zijn keel. Die jongen zat helemaal in zak en as. Hij was veertien jaar en dan ging je praten met zo’n jongen en dan gaf hij dat mes wel aan mij. Je beleefde ontzettend veel, ik heb ook wel eens een jongen gehad uit Suriname die me bij de keel pakte. Ik raakte niet in paniek. Ik heb dit werk zo ontzettend fijn gevonden om te doen. Ik zou het zo weer doen als ik jong was. Met andere pleegouders kijk ik er met een heel mooi en fijn gevoel op terug.
Agaath Lakerveld
Een klein portret
Tijdens de reünie van 11 oktober zijn er diverse ‘kleine portretten’ gemaakt. Agaath vertelde ook haar verhaal.
Geef een reactie